Nederland is een groot stressland, het hoort bij de westerse cultuur. Tegelijkertijd gaan wij Nederlanders hier ook massaal gebukt onder.
Cijfers leren mij dat ouders vaak allebei een baan hebben, kinderen een sport beoefenen, we op gewicht willen blijven, gezond eten, bezig en altijd bereikbaar moeten zijn. En hier hebben we dan ook nog flink veel stress over. Moeten we echt zo veel, of kunnen we veel doen?
De prestatiemaatschappij dwingt ons steeds meer tot moeten. Als we onze tijd niet benutten, kan dat namelijk als verspilde tijd aanvoelen. Daarbij liggen de keuzes ons voor de voeten, en daar zit een rauw randje aan.
In deze maatschappij waarin rendementsdenken welig tiert, is het niet onwerkelijk gedacht dat we graag willen voldoen aan andermans verwachtingen. Het druk-druk-druk patroon leggen we onszelf op. Tegelijkertijd wordt er ook een grote druk op het collectief gelegd dankzij de prestatiedrang die onze huidige samenleving lijkt te definiëren.
Want we moeten álles kunnen. En het liefst zo snel mogelijk graag. We willen meer en groeien met de dag. Bij deze complexe kwestie van zingeving, die eigenlijk open blijft tot onze dood, kampen we nog wel eens met aanverwante problemen: perfectionisme, onzekerheid, onvermogen tot keuzes maken en willen voldoen aan andermans verwachtingspatronen, lijken de grootste keerzijden van de huidige prestatiemaatschappij.
Als je jezelf verdiept in literatuur over dit onderwerp komt het eigenlijk neer op één groot belangrijk ding dat ons massaal in de weg zit. En dat ding zijn we zelf. We gaan namelijk gebukt onder onze gedachten over de gedachten van anderen. Het is een paradox; gebukt gaan onder het verwachtingspatroon van de ander, terwijl de ander dat ook weer doet. Waarom doen we dat toch?
In een tijd waar winnaars worden gecomplimenteerd met succes is het niet gek dat er een bepaald verwachtingspatroon is, maar we kunnen ons afvragen wie dat van ons verwacht. Als we dat zelf zijn, zijn we bij de kern. Maar is die ander de mensen om ons heen? Dan zit daar het addertje.
Zolang we namelijk niet losgekoppeld zijn van andermans bevestigingen en complimentjes, worden we afhankelijk en is het een worsteling om dagelijks te voldoen aan – inderdaad – andermans verwachtingspatronen. Wanneer we het stokje bij anderen leggen, zijn zíj namelijk verantwoordelijk voor ons geluk en gedrag. Maar we kunnen het nooit iedereen naar de zin maken. We mogen dat accepteren en vooral onszelf, anderen hoeven dat niet te doen. Dan wordt de vraag niet meer wat voor zin het leven ons geeft, maar wat voor zin wij zélf aan het leven geven.