Ik hou niet van mensen die boos kijken zei ze
Ze draaide zich om en stak een sigaret aan
Die eeuwige sigaret altijd, dacht ik
Ik zei niks en propte er een beetje gemeende lach uit
Voor haar wilde ik altijd lachen
Haar zachte gezicht
Ze maakte me blij, een beter mens
Wat is er? Vraagt ze
Zullen we wijn drinken, antwoord ik
We kijken elkaar verliefd aan, en praten over niets
Dit is onze wereld
Voor altijd samen
Dat wilde ik
Maar alles is vergankelijk
Wat ben je toch anders dan ik, dacht ik later
Wat verlang ik toch naar hoe we waren
Maar nostalgie is stom bedenk ik me
Het blijft een slavink met geplette aardappelen
Alleen nu gooi je er een sausje overheen en wat filters
Toch lach ik
Want ze hield niet van boze mensen